Beugelquiz

Eén op de 3 Nederlanders krijgen ooit een beugel. Dat was vroeger veel minder.

Het Oudgriekse woord orthos betekent recht en odous betekent tand. Rechte tanden dus. Orthodontie is een specialisme binnen de tandheelkunde.

Als je hypodontie hebt en je wisselt een melktand of kies, komt er soms geen blijvende tand voor in de plaats. Soms is dat erfelijk bepaald maar het gebeurt ook wel zomaar.

Bij een erge overbeet of diepe beet kan je met je tanden in je gehemelte bijten. Een opbeetplaat beschermt het gehemelte achter je boventanden en laat de kiezen verder uitgroeien. Daardoor wordt de beet uiteindelijk minder diep.

Duw- of correctieveren corrigeren een overbeet, in combinatie met een slotjesbeugel.

Een botanker is een speciaal plaatje dat aan het kaakbot wordt vastgeschroefd. Met een beugel kan je in de richting van de schroef trekken. Soms wordt alleen slechts een klein botschroefje gebruikt en soms (voor het zware werk) een speciaal botanker dat onder je tandvlees met meerdere botschroefjes wordt vastgezet. Een bollard-anker is hier een voorbeeld van. Kleine botschroefjes worden ook wel TAD’s genoemd temporary anchorage device.

Als een slotje afbreekt werkt je beugel niet meer goed. Je maakt dus meteen een afspraak met de orthodontist om het te repareren.

Retentiebeugels zorgen ervoor dat je tanden na afloop van de behandeling mooi recht blijven staan. Na een slotjes beugel krijg je meestal een draadspalk achter je voortanden en een uitneembare beugel over je hele boven- en onderkaak. Die laatste draag je alleen ’s nachts.

Het kan verschillen, afhankelijk van de fase waarin je bent. Tussen de 5-10 weken.

De Etrusken begonnen 400-800 jaar voor Christus met orthodontie. Dat is een volk dat in Midden Italië leefde vóór de Romeinen. Hun beugels waren van goud.